Adeguato
Empowering Success, Protecting Interests

Zelfredzaamheid


1. Wet maatschappelijke ondersteuning

De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) heeft als doel om de zelfredzaamheid en participatie van burgers in de samenleving te bevorderen. De wet legt de verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van mensen met beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen, en slachtoffers van huiselijk geweld bij de gemeenten. Gemeenten dienen passende voorzieningen en diensten te bieden, zoals beschermd wonen en opvang, om te zorgen dat mensen zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving kunnen blijven. De wet benadrukt het belang van eigen verantwoordelijkheid van burgers en wederzijdse hulp binnen de gemeenschap, terwijl het ook de toegankelijkheid van voorzieningen voor mensen met beperkingen waarborgt.


1.1. De Gemeente

1.1.1. Opdracht & Verantwoordelijkheid
Het gemeentebestuur is verantwoordelijk voor het zorgen voor maatschappelijke ondersteuning, evenals de kwaliteit en continuïteit van voorzieningen. Om dit te waarborgen, stelt de gemeenteraad periodiek een beleidsplan vast. Dit plan beschrijft de beleidsvoornemens en acties die het college moet ondernemen. Deze omvatten onder andere het bevorderen van sociale samenhang, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimtes voor mensen met een beperking, en het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente. 


Daarnaast richt het plan zich op het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld, en het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. Het plan streeft er ook naar om vroegtijdig te identificeren of inwoners behoefte hebben aan maatschappelijke ondersteuning en probeert te voorkomen dat zij hierop aangewezen raken. Waar nodig worden algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen aangeboden om zelfredzaamheid en participatie te ondersteunen. 


Specifiek voor kwetsbare groepen, zoals mensen die niet zelfstandig kunnen functioneren in de samenleving, worden beschermde woon- of opvangvoorzieningen geboden. Bovendien geeft het plan uitvoering aan het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en bevordert het de participatie van mensen die geestelijke gezondheidszorg nodig hebben. Het uiteindelijke doel is om cliënten zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving te laten blijven en hen een veilige woonomgeving te bieden.

1.1.2. Beleidsuitvoering & Regelgeving
Voor de uitvoering van het beleidsplan stelt de gemeenteraad een verordening vast. Deze verordening bevat regels die noodzakelijk zijn om het plan uit te voeren en om te beslissen of een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang. De verordening bepaalt ook hoe de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en welke kwaliteitseisen aan de voorzieningen en deskundigheid van beroepskrachten worden gesteld. 


Verder worden regels opgesteld voor de afhandeling van klachten en de medezeggenschap van cliënten over belangrijke besluiten van aanbieders. De verordening regelt bovendien hoe inwoners, inclusief cliënten en hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van de wet, onder andere door hen in staat te stellen voorstellen te doen voor beleid, advies te geven en deel te nemen aan overleg. Ook worden er maatregelen genomen om misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet tegen te gaan.

1.1.3. Financiële bijdrage
De gemeente kan bepalen dat cliënten een bijdrage in de kosten moeten betalen voor het gebruik van algemene en maatwerkvoorzieningen, of voor een persoonsgebonden budget. De hoogte van deze bijdragen kan verschillen per voorziening en kan afhankelijk zijn van het inkomen van de cliënt. 


Sommige voorzieningen kunnen zelfs kosteloos zijn, afhankelijk van de verordening. Voor het vaststellen en innen van deze bijdragen is het CAK doorgaans verantwoordelijk, hoewel er uitzonderingen zijn waarbij andere instanties deze taken uitvoeren. Bij woningaanpassingen voor minderjarige cliënten kan de bijdrageplicht ook gelden voor onderhoudsplichtige ouders of stiefouders. In geval van meerdere bijdrageplichtigen, is slechts één betaling vereist om alle betrokkenen te ontslaan van verdere verplichtingen.


1.1.4. Waardering mantelzorgers en tegemoetkomingen
De gemeente zorgt jaarlijks voor een blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten. Daarnaast kan de gemeente personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen een financiële tegemoetkoming bieden. Deze tegemoetkoming is bedoeld ter ondersteuning van hun zelfredzaamheid en participatie, en kan bijdragen aan de kosten die gepaard gaan met hun beperkingen.


1.2. Algemene maatregelen en voorzieningen
Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor het bevorderen en treffen van algemene maatregelen en voorzieningen binnen de gemeente, in overeenstemming met het beleidsplan.

1.2.1. Sociale samenhang en toegankelijkheid
Het college stimuleert sociale samenhang en zorgt voor de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking. Verder draagt het college bij aan het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente en het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld.

1.2.2. Ondersteuning van mantelzorg en vrijwilligerswerk
Het college bevordert mantelzorg en vrijwilligerswerk en zorgt voor ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers. Dit omvat het nemen van maatregelen en bieden van voorzieningen die mantelzorgers en vrijwilligers in staat stellen hun taken zo goed mogelijk uit te voeren.

1.2.3. Zelfredzaamheid & Participatie
Ter bevordering van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang, treft het college de noodzakelijke algemene voorzieningen. Deze zijn gericht op het ondersteunen van inwoners om zo zelfstandig mogelijk te functioneren en, indien nodig, passende opvang te bieden.

1.2.4. Cliëntondersteuning
Het college zorgt ervoor dat er cliëntondersteuning beschikbaar is voor alle inwoners. Bij deze ondersteuning staat het belang van de betrokkenen centraal, waarbij zij hulp en begeleiding krijgen om hun situatie te verbeteren en hun rechten en mogelijkheden te begrijpen.


1.3. Maatwerkvoorzieningen
1.3.1. Toegang tot maatwerkvoorzieningen
Het college is verantwoordelijk voor het verstrekken van maatwerkvoorzieningen aan mensen die daarvoor in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn bedoeld om mensen te ondersteunen bij hun zelfredzaamheid, participatie, of om te voorzien in hun behoefte aan beschermd wonen en opvang.

1.3.2. Onderzoek & Melding
Wanneer er melding wordt gemaakt van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in samenspraak met de betrokken persoon en, indien mogelijk, met diens mantelzorger of vertegenwoordiger. Tijdens dit onderzoek worden de behoeften, persoonskenmerken, en voorkeuren van de cliënt in kaart gebracht. Er wordt gekeken naar de mogelijkheden die de cliënt heeft om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren. Ook wordt bekeken of mantelzorg, hulp van andere personen uit het sociale netwerk, algemene voorzieningen of maatschappelijke activiteiten hierbij een rol kunnen spelen. Het college informeert de cliënt over de mogelijkheid om een persoonlijk plan te overhandigen waarin hij kan aangeven welke ondersteuning hij het meest passend vindt. Dit plan kan dan als basis dienen voor het onderzoek.


1.3.3. Spoedeisende situaties
In situaties die spoedeisend zijn, zoals bij huiselijk geweld, kan het college direct een tijdelijke maatwerkvoorziening verstrekken, nog voordat het volledige onderzoek is afgerond. Dit gebeurt om onmiddellijke hulp te bieden en risico's te beperken.

1.3.4. Identiteitsvaststelling & Schriftelijke weergave
Bij het onderzoek moet de identiteit van de cliënt worden vastgesteld aan de hand van een officieel identiteitsdocument. Nadat het onderzoek is afgerond, ontvangt de cliënt een schriftelijke weergave van de uitkomsten. Pas na dit onderzoek kan een formele aanvraag voor een maatwerkvoorziening worden ingediend. Het college moet binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag een besluit nemen.

1.3.5. Voorwaarden voor verstrekking
Maatwerkvoorzieningen worden verstrekt als blijkt dat de cliënt zijn beperkingen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg, of andere beschikbare middelen kan overwinnen. De voorziening moet bijdragen aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt zo zelfstandig mogelijk kan functioneren, bij voorkeur in zijn eigen leefomgeving.

1.3.6. Persoonsgebonden budget
De cliënt kan ervoor kiezen om een persoonsgebonden budget te ontvangen, waarmee hij zelf de benodigde diensten, hulpmiddelen of aanpassingen kan inkopen. Dit budget wordt verstrekt als de cliënt in staat wordt geacht om dit verantwoord te beheren en als de voorzieningen veilig en doeltreffend zijn.

1.3.7. Woningaanpassingen
Bij woningaanpassingen, als onderdeel van de maatwerkvoorziening, is het college of de cliënt bevoegd om deze aanpassingen zonder toestemming van de eigenaar van de woning aan te brengen. Wel wordt de eigenaar vooraf gehoord. Als de cliënt verhuist, is er geen verplichting om de aanpassing ongedaan te maken.

1.3.8. Verplichting tot mededeling van wijzigingen
De cliënt is verplicht om het college te informeren over alle relevante veranderingen in zijn situatie die van invloed kunnen zijn op de verleende voorzieningen.

1.3.9. Periodieke herbeoordeling
Het college controleert periodiek of de verstrekte voorzieningen nog steeds passend zijn, en kan besluiten deze te herzien of in te trekken als de omstandigheden veranderen, als de cliënt niet langer in aanmerking komt, of als de voorzieningen niet op de juiste manier worden gebruikt.

1.4. Terugvordering bij onjuiste informatie
Wanneer een cliënt opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt, waardoor ten onrechte een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verkregen, kan het college besluiten deze voorzieningen in te trekken. In dergelijke gevallen kan het college de geldswaarde van de onterecht genoten voorzieningen geheel of gedeeltelijk terugvorderen van de cliënt en degenen die hebben meegewerkt aan het verstrekken van deze verkeerde informatie. Het college heeft de bevoegdheid om het teruggevorderde bedrag via een dwangbevel te innen.

1.4.1. Beperking op roerende zaken
Roerende zaken, die als onderdeel van een maatwerkvoorziening aan de cliënt zijn verstrekt of met een persoonsgebonden budget zijn aangeschaft, mogen gedurende de geldigheidsperiode van de voorziening niet worden vervreemd, verpand, beleend of in beslag genomen.

1.4.2. Verhaal van kosten op aansprakelijke personen
De gemeente heeft het recht om kosten te verhalen op personen die naar burgerlijk recht aansprakelijk zijn voor schade die aanleiding heeft gegeven tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget. Dit verhaal is echter beperkt tot het bedrag waarvoor de aansprakelijke persoon aansprakelijk zou zijn zonder de voorziening, verminderd met eventuele schadevergoedingen die aan de cliënt zijn betaald. Als de exacte geldswaarde van de maatwerkvoorziening niet kan worden vastgesteld, wordt een schatting gemaakt.

1.4.3. Aansprakelijkheid van werkgevers
In het geval dat de aansprakelijke persoon een werkgever is, geldt de verhaalregeling alleen als de schade is veroorzaakt door opzet of bewuste roekeloosheid van de werkgever of een werknemer. In deze context wordt ook de inlener van de werknemer, zoals gedefinieerd in de Invorderingswet 1990, als werkgever beschouwd.

1.4.4. Overeenkomsten met verzekeraars
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) kan met verzekeraars een overeenkomst sluiten voor een afkoopsom die toekomstige schadevergoedingen dekt die voortvloeien uit de aansprakelijkheid van hun verzekerden. Gemeenten kunnen echter aangeven dat ze niet onder deze overeenkomst willen vallen, en in dat geval wordt de overeenkomst niet op hen toegepast. De VNG informeert gemeenten vooraf over dergelijke overeenkomsten.


1.5. Kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning
Het college voert jaarlijks een onderzoek uit naar de ervaringen van cliënten met de kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning. De resultaten van dit onderzoek worden voor 1 juli gepubliceerd en gedeeld met de minister of een door de minister aangewezen instelling. Op basis van deze gegevens wordt voor 1 januari van het volgende jaar een rapport opgesteld en gepubliceerd, waarin de resultaten van verschillende gemeenten worden vergeleken.

1.5.1. Gegevensverstrekking voor beoordeling van wetgeving
Het college verstrekt kosteloos gegevens aan de minister, indien deze gegevens nodig zijn om de werking van de wet te beoordelen. De minister kan regels stellen over welke gegevens verstrekt moeten worden, de manier waarop dit gebeurt, de relevante tijdvakken, en de tijdstippen van verstrekking.

1.5.2. Jaarlijkse Rapportage aan de gemeenteraad
Jaarlijks rapporteert het college aan de gemeenteraad over de resultaten die zijn behaald op basis van de in het gemeentelijk plan gestelde doelen. Deze rapportage richt zich op de criteria om resultaten te meten en de prestatie-indicatoren die worden gehanteerd voor de aanbieders.

1.5.3. Verstrekkingen door het CAK
Het CAK (Centraal Administratie Kantoor) verstrekt op verzoek kosteloos gegevens aan de minister, zodat de effecten van bepaalde wetsartikelen in de praktijk kunnen worden beoordeeld. De minister stelt regels vast over welke gegevens moeten worden verstrekt en op welke wijze dit moet gebeuren. Op een nader te bepalen datum zullen bepaalde verwijzingen naar dit artikel en andere gerelateerde artikelen worden aangepast of vervallen.


2. Kwaliteitsborging

2.1. Ondersteuning voor personen met een auditieve beperking
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) biedt ondersteuning aan personen met een auditieve beperking door het bekostigen van tolkvoorzieningen. Dit geldt voor ingezetenen van Nederland en vreemdelingen die door algemene maatregel van bestuur gelijkgesteld zijn. Personen, instellingen, of gemeenten kunnen een aanvraag indienen voor deze tolkvoorzieningen, die volgens specifieke regels worden toegekend en gefinancierd.


Er zijn regels vastgesteld over de omvang en inhoud van de aanspraak, de voorwaarden voor het verlenen van tolkvoorzieningen, en de kwaliteitseisen voor tolken. De Algemene wet bestuursrecht en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten zijn van toepassing op deze voorzieningen. 


Het UWV kan een aanvraag voor tolkvoorzieningen weigeren als blijkt dat de aanvrager onjuiste informatie heeft verstrekt, niet aan de voorwaarden voldoet, of de voorzieningen niet correct gebruikt.

2.2. Toegang tot advies en vertrouwenspersonen
De minister zorgt ervoor dat personen op elk moment van de dag kosteloos en anoniem advies kunnen krijgen over hun persoonlijke situatie via telefoon of elektronisch contact. Ook kunnen betrokkenen bij een melding aan een Veilig Thuis-organisatie een vertrouwenspersoon inschakelen voor ondersteuning.


2.3. Toezicht & Handhaving
De naleving van de regels met betrekking tot de tolkvoorzieningen wordt gecontroleerd door ambtenaren die door de minister zijn aangewezen. Deze ambtenaren hebben toegang tot dossiers indien dit noodzakelijk is voor hun taak, met inachtneming van geheimhoudingsplicht. Besluiten over toezicht worden gepubliceerd in de Staatscourant.


Voor de handhaving van de voorschriften kan de Raad van Bestuur van het UWV een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom opleggen.


2.4. Bekostiging van voorzieningen
De kosten voor tolkvoorzieningen worden volledig door het Rijk gedekt. Nadere regels voor de uitvoering van deze bekostiging kunnen bij ministeriële regeling worden vastgesteld.


3. Veilig Thuis

3.1. Taken van Veilig Thuis
Het college is verantwoordelijk voor het opzetten van een Veilig Thuis-organisatie, die fungeert als meldpunt voor gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze organisatie onderzoekt meldingen en vermoeden van geweld of mishandeling en beoordeelt de nodige vervolgstappen. Indien nodig, informeert Veilig Thuis relevante instanties, zoals hulpverleningsorganisaties, de politie of de raad voor de kinderbescherming.


Veilig Thuis biedt advies en ondersteuning aan mensen die vermoeden dat er huiselijk geweld of kindermishandeling plaatsvindt. Het college zorgt ervoor dat Veilig Thuis goed samenwerkt met hulpverlenende instanties, de politie, gecertificeerde instellingen, en de raad voor de kinderbescherming.


Regels voor de werkwijze, deskundigheid en samenwerking van Veilig Thuis kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld, na publicatie en overleg met de Staten-Generaal.


3.2. Kwaliteit en Rechtspositie van Veilig Thuis
Veilig Thuis is verantwoordelijk voor het waarborgen van de kwaliteit bij de uitvoering van zijn taken. Dit houdt in dat de organisatie ervoor moet zorgen dat het personeel en de middelen adequaat zijn en dat de werkzaamheden voldoen aan professionele standaarden. Veilig Thuis moet systematisch de kwaliteit van zijn diensten monitoren en verbeteren door gegevens te verzamelen, te toetsen en indien nodig, zijn werkwijze aan te passen.


Er kunnen regels worden opgesteld voor de uitvoering en verbetering van de kwaliteit, vooral als blijkt dat de bestaande regels niet voldoende resultaat opleveren. Veilig Thuis moet ook een verklaring omtrent gedrag hebben voor alle medewerkers die beroepsmatig met betrokkenen in contact komen, en deze verklaring moet recent zijn. Indien er twijfel bestaat over de geldigheid van deze verklaringen, moeten nieuwe worden overgelegd.


Daarnaast moet Veilig Thuis een register bijhouden van alle relevante organisaties en personen, en voldoen aan regels over de verwerking van persoonsgegevens. Klachten over Veilig Thuis moeten worden behandeld door een onafhankelijke klachtencommissie die de kwaliteit en behandeling van klachten waarborgt. Als de klachtencommissie ernstige structurele problemen ontdekt, moet zij dit melden aan toezichthouders.


Jaarlijks moet Veilig Thuis een verslag publiceren over de naleving van kwaliteits- en klachtrechtregels. Dit verslag moet openbaar worden gemaakt en bevat informatie over kwaliteitsbeleid, klachtenbehandeling, en de werking van de klachtencommissie. Veilig Thuis moet ook gegevens verstrekken aan relevante overheidsinstanties en aan de ministers voor verdere verwerking en toezicht.


Ten slotte moet Veilig Thuis volgens regels van de ministers zijn begroting en financiële resultaten openbaar maken en gegevens over de exploitatie van Veilig Thuis verstrekken zoals voorgeschreven.


3.3. Toezicht en handhaving bij Veilig Thuis
Het toezicht op Veilig Thuis wordt uitgevoerd door, door de ministers van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken, aangewezen ambtenaren. Deze ambtenaren hebben, indien nodig, het recht om dossiers in te zien en moeten vertrouwelijkheid respecteren.


Wanneer deze ministers constateren dat Veilig Thuis niet voldoet aan de wet- en regelgeving, kunnen zij schriftelijke aanwijzingen geven met specifieke instructies en termijnen voor naleving. In urgente gevallen kan er een tijdelijk bevel worden gegeven dat maximaal zeven dagen geldig is, met een mogelijke verlenging door de ministers.


Als Veilig Thuis niet aan de aanwijzingen of bevelen voldoet, kunnen de ministers maatregelen nemen zoals bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Tevens kunnen zij een dwangsom opleggen aan betrokkenen die geen medewerking verlenen bij dossierinzage.


Bij ernstige overtredingen kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. Boetes variëren afhankelijk van de aard van de overtreding en kunnen oplopen tot €33.500. Ernstige overtredingen kunnen zelfs strafrechtelijke gevolgen hebben, zoals hechtenis of een geldboete.


4. Gegevensverwerking

4.1. Verwerking van persoonsgegevens
Het college heeft de bevoegdheid om persoonsgegevens van cliënten en hun huisgenoten te verwerken. Dit omvat gegevens over gezondheid, die nodig zijn voor het beoordelen van de behoefte aan ondersteuning, opvang of beschermd wonen. Dit geldt ook voor de persoonsgegevens van mantelzorgers en andere personen in het sociale netwerk van de cliënt, voor zover deze informatie essentieel is voor het vaststellen van de verleende hulp en de uitvoering van relevante regelgeving.


Wanneer cliënten toestemming geven, kan het college ook persoonsgegevens verwerken die nodig zijn voor de uitvoering van taken onder de Jeugdwet, de Participatiewet, en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Dit geldt ook voor gegevens verkregen van zorgverzekeraars of andere relevante instanties.


Aanbieders van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen hebben eveneens het recht om persoonsgegevens van cliënten te verwerken. Dit is noodzakelijk voor de levering van diensten en voor de uitvoering van toezicht.


Het CAK en andere instanties kunnen persoonsgegevens verwerken die nodig zijn voor het vaststellen en innen van bijdragen, zoals bijdragen voor zorgkosten, en voor de beoordeling van betalingen door uitkeringsinstellingen.


De Sociale Verzekeringsbank mag persoonsgegevens verwerken voor betalingen en budgetbeheer, indien deze informatie nodig is voor de uitvoering van haar taken.


Toezichthoudende ambtenaren zijn bevoegd om persoonsgegevens te verwerken die verkregen zijn tijdens hun toezicht, inclusief gegevens over calamiteiten of huiselijk geweld. Deze gegevens zijn noodzakelijk voor een effectieve uitvoering van hun toezichtstaken.


Tot slot heeft Veilig Thuis de bevoegdheid om persoonsgegevens te verwerken bij de uitvoering van taken die betrekking hebben op huiselijk geweld en kindermishandeling, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de taakvervulling en het onderzoek naar meldingen van vermoedens van geweld of mishandeling.


4.2. Verstrekking van persoonsgegevens
Het college mag persoonsgegevens, inclusief gezondheidsinformatie, verstrekken aan bepaalde derden voor specifieke doeleinden. Dit gebeurt wanneer de gegevens zijn verzameld tijdens onderzoek, in het kader van wettelijke taken, of met toestemming van de betrokkene. Deze persoonsgegevens kunnen worden gedeeld met aanbieders van maatwerkvoorzieningen, het CAK, de Sociale Verzekeringsbank en toezichthoudende ambtenaren, mits dit noodzakelijk is voor hun werkzaamheden.


Aanbieders van maatwerkvoorzieningen en derden die betalingen uit een persoonsgebonden budget ontvangen, zijn verplicht om kosteloos persoonsgegevens te verstrekken aan het college, het CAK, de Sociale Verzekeringsbank en toezichthoudende ambtenaren als deze informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taken.


De Rijksbelastingdienst is eveneens bevoegd om persoonsgegevens te verstrekken aan het college en andere instanties, voor zover dit nodig is voor specifieke wettelijke taken. Het CAK en soortgelijke instanties moeten persoonsgegevens aan het college verstrekken als deze noodzakelijk zijn voor hun eigen wettelijke verplichtingen. Evenzo moet de Sociale Verzekeringsbank relevante gegevens aan het college geven voor de uitvoering van zijn taken.


Zorgverzekeraars en zorgaanbieders mogen kosteloos persoonsgegevens van verzekerden verstrekken aan het college, mits de betrokkene hiervoor toestemming heeft gegeven. Het CIZ kan ook informatie delen over indicatiebesluiten indien dit nodig is voor de uitvoering van de wet.


Veilig Thuis kan informatie verstrekken over huiselijk geweld of kindermishandeling zonder toestemming van de betrokkene, indien dit noodzakelijk is voor hun werk en het onderzoek naar vermoedens van geweld.


Ten slotte moeten verschillende instanties, zoals het college en aanbieders, het burgerservicenummer gebruiken bij de verstrekking van persoonsgegevens om ervoor te zorgen dat de gegevens correct aan de juiste persoon worden toegeschreven. Bij het ontbreken van een burgerservicenummer moeten andere identificerende gegevens worden verzameld en vermeld. In spoedeisende gevallen kunnen uitzonderingen op deze regels worden gemaakt.


4.3. Rechten van de betrokkene
Wanneer persoonsgegevens door een ander dan de betrokkene aan Veilig Thuis worden verstrekt, moet Veilig Thuis de betrokkene binnen vier weken informeren. Deze termijn kan met maximaal twee weken worden verlengd indien noodzakelijk voor de beëindiging of het onderzoek van huiselijk geweld of kindermishandeling. In sommige gevallen kan de verstrekking van informatie aan de betrokkene worden uitgesteld als dit noodzakelijk is voor het onderzoek naar geweld of kindermishandeling.
Het college, aanbieders, CAK, Sociale Verzekeringsbank, toezichthoudende ambtenaren, en Veilig Thuis moeten op verzoek snel inzage geven in en afschriften verstrekken van de gegevens die zij over de betrokkene hebben. Deze inzage kan worden geweigerd als de betrokkene jonger is dan twaalf jaar of niet in staat is om zijn belangen redelijk te waarderen. Voor minderjarigen of degenen die niet zelfstandig hun belangen kunnen beoordelen, wordt informatie aan hun wettelijke vertegenwoordiger verstrekt, tenzij dit tegen het belang van de betrokkene is.


Informatie kan ook worden geweigerd als dit de persoonlijke levenssfeer van anderen schaadt of als het noodzakelijk is voor het onderzoek naar huiselijk geweld of kindermishandeling. De betrokkene heeft het recht om gegevens te laten corrigeren.
Persoonsgegevens moeten gedurende vijftien jaar door het college en verwante instanties worden bewaard, en twintig jaar door Veilig Thuis, gerekend vanaf de laatste wijziging. Na een verzoek van de betrokkene moeten de gegevens binnen drie maanden worden vernietigd, tenzij de gegevens van belang zijn voor anderen of wettelijk niet vernietigd mogen worden. Dit verzoek kan niet worden ingewilligd als de betrokkene jonger is dan twaalf jaar of niet in staat is om zijn belangen te beoordelen; in zulke gevallen kan een wettelijke vertegenwoordiger het verzoek doen.


Uitzonderingen bestaan voor statistisch of wetenschappelijk onderzoek, waarbij persoonsgegevens zonder toestemming mogen worden verstrekt als het onderzoek belangrijke maatschappelijke doelen dient en waarborgen bevat om de privacy te beschermen. Hierbij moet worden geregistreerd dat de gegevens zijn verstrekt.

4.4. Gegevens ten behoeve van integrale dienstverlening
Het college stemt zijn uitvoering van taken af met zorgverzekeraars om te zorgen voor een goede afstemming van wettelijke taken. Er worden gezamenlijke afspraken gemaakt over beleid op gebieden zoals maatschappelijke ondersteuning, publieke gezondheid, zorg, jeugdzorg, welzijn en preventie, om te zorgen voor integrale dienstverlening aan cliënten en verzekerden.
Het college en zorgverzekeraars moeten de benodigde gegevens kosteloos en op verzoek uitwisselen om de gemaakte afspraken uit te voeren. Daarnaast kunnen regels worden vastgesteld over hoe deze afspraken tot stand komen, welke gegevens moeten worden verstrekt, en hoe deze gegevens gestandaardiseerd worden aangeleverd. Ook kan worden bepaald dat andere organisaties betrokken worden bij dit overleg en dat zij dezelfde verplichtingen hebben voor gegevensverstrekking.

5. Toezicht & Handhaving
Het college wijst toezichthoudende personen aan die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving. Deze toezichthouders hebben, indien nodig, toegang tot dossiers en moeten vertrouwelijke informatie op dezelfde manier behandelen als de beroepskrachten die deze gegevens hebben verstrekt.


De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ondersteunt de toezichthouders door advies te geven over toezicht en handhaving en rapporteert jaarlijks aan de minister over de uitvoering van het toezicht en de effecten op maatschappelijke ondersteuning.