Jeugd
1. Jeugdwet
De Jeugdwet, die op 1 maart 2014 is ingevoerd, beoogt de verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders te decentraliseren naar de gemeenten. Deze wet richt zich op opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, en omvat ook de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
Het hoofddoel van de wet is om een betere samenwerking tussen hulpverleners rond gezinnen te bevorderen, zodat er meer gerichte en op maat gemaakte hulp kan worden geboden. Door de verantwoordelijkheid bij de gemeenten te leggen, beoogt de wet een demedicalisering en normalisering van de jeugdsector, waarbij het uitgangspunt is dat ouders en jeugdigen zelf de primaire verantwoordelijkheid dragen voor een gezonde en veilige opvoeding.
De wet is van toepassing op jeugdigen die in Nederland verblijven en voorziet in hulpverlening voor jeugdigen met psychische en psychosociale problemen, gedragsproblemen, en opvoedingsproblemen. Ook richt de wet zich op het bevorderen van maatschappelijke participatie van jeugdigen met beperkingen en het ondersteunen van ouders bij opvoedingsproblemen. De verantwoordelijkheid van de gemeente strekt zich uit tot rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen, hoewel er mogelijkheden zijn om deze verantwoordelijkheid te beperken of uit te breiden op basis van specifieke voorwaarden.
Deze aanpak beoogt een integrale benadering waarbij de samenwerking en coördinatie van jeugdhulp wordt versterkt en de ondersteuning beter wordt afgestemd op de behoeften van gezinnen en jeugdigen.
1.1. Landelijke voorzieningen in de Jeugdwet
De Jeugdwet voorziet in landelijke voorzieningen die gericht zijn op het bieden van ondersteuning aan jeugdigen, ouders en pleegouders. Ten eerste zorgt de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ervoor dat jeugdigen anoniem en kosteloos telefonisch of elektronisch advies kunnen inwinnen over hun persoonlijke situatie. Daarnaast hebben jeugdigen, ouders en pleegouders de mogelijkheid om een vertrouwenspersoon in te schakelen voor verdere ondersteuning.
Voor de vertrouwenspersonen gelden strikte eisen. Ze moeten een recente verklaring omtrent het gedrag overleggen voordat ze hun werkzaamheden kunnen beginnen; deze verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden als ze voor een rechtspersoon werken, en niet ouder dan drie jaar als ze zelfstandig opereren. Als er redelijke twijfel bestaat over de geldigheid van deze verklaring, kan worden gevraagd om een nieuwe verklaring.
Vertrouwenspersonen hebben toegang tot en mogen verwerken van persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor hun taak, waaronder gevoelige informatie zoals gezondheids- en strafrechtelijke gegevens. Ze zijn verplicht tot geheimhouding van vertrouwelijke informatie, behalve als de wet hen verplicht tot mededeling of als de betrokken persoon toestemming geeft om informatie te delen. Ook kunnen vertrouwenspersonen zich op basis van hun geheimhoudingsplicht verschonen van getuigenis in juridische procedures.
1.2. Gemeentelijk beleid en uitvoering van jeugdhulp
De gemeente speelt een cruciale rol in het beleid en de uitvoering van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Het beleid richt zich op het voorkomen en vroegtijdig signaleren van problemen zoals opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische stoornissen en opvoedingsproblemen. Er wordt gestreefd naar het versterken van het opvoedklimaat in verschillende omgevingen, zoals gezinnen, buurten en scholen, en het bevorderen van de opvoedvaardigheden van ouders.
Wanneer jeugdigen hulp nodig hebben, zorgt de gemeente voor een deskundige en passende jeugdhulp, waarbij rekening wordt gehouden met hun specifieke behoeften en achtergrond. Dit omvat ook voorzieningen voor vervoer indien nodig en ondersteuning voor ouders die hun rol willen blijven vervullen als hun kind permanent toezicht of verpleging nodig heeft.
De gemeenteraad stelt periodiek een plan vast dat richting geeft aan het beleid en de uitvoering van jeugdhulp en andere maatregelen. Dit plan bevat doelstellingen, uitvoeringsmethoden en verwachte resultaten. Bij het opstellen van dit plan wordt samengewerkt met relevante onderwijsinstellingen en andere betrokken partijen.
Wanneer een jeugdige van woonplaats verandert, zorgt de gemeente ervoor dat de jeugdhulp voortgezet kan worden onder dezelfde voorwaarden, of regelt zij gelijkwaardige hulp in de nieuwe gemeente.
De gemeente kan de uitvoering van jeugdhulp door derden laten uitvoeren, waarbij regels worden opgesteld om de kwaliteit en continuïteit van de hulp te waarborgen. Deze aanbestedingsprocedures moeten rekening houden met de kwaliteit van de aangeboden diensten en mogen niet enkel op basis van de laagste prijs worden gegund.
Bij het aangaan van contracten met jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen zorgt de gemeente ervoor dat personeel en bestaande hulpverleningsrelaties zoveel mogelijk worden overgenomen en voortgezet.
De gemeente moet samenwerken met andere gemeenten wanneer dit noodzakelijk is voor een effectieve uitvoering van jeugdhulp. Regelgeving wordt opgesteld om een goede samenwerking en afstemming te waarborgen. De gemeente stelt regels op voor individuele en overige voorzieningen, de afstemming met andere voorzieningen, en de bestrijding van misbruik.
Bij de uitvoering van jeugdhulp en andere verantwoordelijkheden, moet de gemeente voldoen aan gestelde eisen en regels, en zorgen voor een adequate deskundigheid en kwaliteit van de geboden hulp.
2. Jeugdhulpaanbieders & Gecertificeerde instellingen
2.1. Werking en verantwoordelijkheden van gecertificeerde instellingen
De gecertificeerde instellingen spelen een essentiële rol bij de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. De raad voor de kinderbescherming kan op verzoek van het college, een daartoe door het college aangewezen jeugdhulpaanbieder, een gecertificeerde instelling, of Veilig Thuis, een onderzoek instellen naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel. Dit kan ook gebeuren in acute situaties of tijdens andere wettelijke taken van de raad. Zodra het onderzoek is afgerond, informeert de raad de betrokkenen en legt de samenwerking met het college vast in een protocol.
Gecertificeerde instellingen zijn uitsluitend verantwoordelijk voor het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering, en bieden geen jeugdhulp aan. Ze moeten rapportages en verzoekschriften volledig en waarheidsgetrouw indienen. De certificering van deze instellingen wordt beheerd door een door de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen certificerende instantie, die certificaten afgeeft en kan intrekken op basis van naleving van wettelijke voorschriften en normen.
Deze normen omvatten onder andere de deskundigheid van medewerkers, gebruikte methodieken en interventies, de organisatie van de instelling, en de samenwerking met andere organisaties. Certificaten worden voor drie jaar afgegeven, terwijl voorlopige certificaten voor twee jaar gelden. Regels omtrent de certificering en controle worden vastgesteld door algemene maatregel van bestuur.
Daarnaast bepaalt de gecertificeerde instelling of en welke jeugdhulp nodig is bij de uitvoering van maatregelen of jeugdreclassering en overlegt hierover met het college van de gemeente van de jeugdige. Dit overleg wordt eveneens in een protocol vastgelegd, tenzij de verplichting tot jeugdhulp voortkomt uit een strafrechtelijke beslissing.
2.2. Eisen aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen
2.2.1. Toetreding nieuwe jeugdhulpaanbieders
Nieuwe jeugdhulpaanbieders moeten zich vooraf melden bij de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voordat zij beginnen met het verlenen van jeugdhulp. Deze melding gebeurt elektronisch volgens een door de minister vastgestelde procedure. De verstrekte gegevens kunnen variëren op basis van het type jeugdhulpaanbieder en omvatten informatie over de aard van de jeugdhulp, evenals de organisatorische en materiële aspecten en kwaliteitsvoorwaarden van de dienstverlening. In sommige gevallen kunnen er uitzonderingen zijn op deze meldingsplicht, zoals bepaald door algemene maatregel van bestuur.
2.2.2. Kwaliteit van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen
Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen moeten verantwoorde hulp bieden, wat betekent dat deze hulp veilig, doeltreffend, doelmatig en afgestemd op de behoeften van de jeugdige of ouder moet zijn. Ze moeten hun organisatie, personeel en middelen zodanig inrichten dat ze deze hoge kwaliteit kunnen waarborgen. Bij jeugdhulp die verblijf in een accommodatie vereist, moet geestelijke verzorging beschikbaar zijn die aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de betrokkenen.
Hulpverleners dienen te handelen volgens professionele standaarden en moeten een goed hulpverlener zijn. Als bij vroege signalering van problemen een familiegroepsplan niet mogelijk is, moet er een hulpverleningsplan worden opgesteld, bij voorkeur in overleg met de jeugdige en ouders. In pleegzorgsituaties moet dit plan ook de goedkeuring van de pleegouders krijgen.
Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen moeten systematisch de kwaliteit van hun hulpverlening bewaken en verbeteren door gegevens te verzamelen en te analyseren. Indien de kwaliteit niet naar behoren is, moeten zij hun werkwijze aanpassen.
Iedere jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instelling moet beschikken over een verklaring omtrent het gedrag van medewerkers die regelmatig met jeugdigen of ouders werken. Deze verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden. Daarnaast kan een register worden ingesteld om de naleving van deze eisen te monitoren.
Ze moeten ook een meldcode hebben voor huiselijk geweld en kindermishandeling, die hen helpt adequaat te reageren op signalen van deze problemen. Bij calamiteiten of geweld moeten ze onverwijld melding maken aan de toezichthoudende autoriteiten en relevante gegevens verstrekken.
Incidenten die de kwaliteit van de jeugdhulp beïnvloeden moeten openbaar gemaakt worden, tenzij wettelijk anders voorgeschreven. Contracten die het recht op openbaarmaking van incidenten beperken zijn nietig.
Ten slotte moeten jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen informatie geven over het gebruik van vertrouwenspersonen en ervoor zorgen dat deze personen hun taak effectief kunnen uitvoeren en dat de betrokkenen zelfstandig contact met hen kunnen opnemen.
3. Rechtspositie jeugdigen en ouders
3.1. Klachtrecht in jeugdhulp en jeugdreclassering
Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen moeten een regeling hebben voor de behandeling van klachten over gedragingen van hun medewerkers richting jeugdigen, ouders, en pleegouders. Deze regeling moet een klachtencommissie omvatten, bestaande uit ten minste drie leden, waarvan de voorzitter onafhankelijk is van de betrokken organisatie. De commissie moet de klacht binnen een vastgestelde termijn behandelen en schriftelijk en met redenen omkleed een oordeel geven, al dan niet vergezeld van aanbevelingen. Als de termijn niet wordt gehaald, moet de commissie de betrokkenen informeren over de vertraging en de nieuwe termijn.
Bij de behandeling van klachten moeten zowel de klager als degene over wie geklaagd wordt, de gelegenheid krijgen om een toelichting te geven en zich te laten bijstaan. De commissie werkt volgens een door haar opgestelde reglement en klachten kunnen door of namens de betrokkenen, of door nabestaanden in geval van overlijden, worden ingediend.
Na ontvangst van het oordeel van de klachtencommissie, moet de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling binnen een maand schriftelijk reageren over de te nemen maatregelen. Indien dit niet op tijd gebeurt, moeten ze de betrokkenen hierover informeren en de nieuwe termijn doorgeven.
De regeling moet in samenwerking met een representatieve cliëntenorganisatie worden vastgesteld en de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling moet deze regeling, inclusief wijzigingen, op een passende manier communiceren naar jeugdigen en hun ouders.
Als een klacht een ernstige, structurele situatie betreft, zoals onverantwoorde hulp, moet de klachtencommissie de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling hiervan op de hoogte stellen. Als geen adequate maatregelen worden genomen, meldt de commissie dit aan de toezichthoudende ambtenaren.
Klachten over jeugdigen die onvrijwillig in een accommodatie zijn geplaatst onder een bijzondere wettelijke regeling, vallen niet onder deze regels en worden behandeld volgens de specifieke regeling die daarvoor geldt.
3.2. Medezeggenschap in jeugdhulp en pleegzorg
Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen moeten een cliëntenraad instellen volgens de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018. Deze raden moeten de belangen van zowel jeugdigen als hun ouders behartigen. Echter, deze verplichting geldt niet voor gecertificeerde instellingen die als rechtspersoon zijn erkend door de Minister van Veiligheid en Justitie.
Daarnaast moeten pleegzorgaanbieders een pleegouderraad instellen die de gemeenschappelijke belangen van pleegouders behartigt. Deze verplichting kan ook worden vervuld door een pleegouderraad die meerdere zorgeenheden van de aanbieder dekt. Ook hier is de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 van toepassing, waarbij de term "cliëntenraad" wordt vervangen door "pleegouderraad".
3.3. Maatschappelijke verantwoording in jeugdhulp
Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen moeten elk jaar een verslag opstellen over hun naleving van de wet. Dit verslag behandelt de kwaliteit van jeugdhulp, de uitvoering van hun taken, het klachtrecht, en de medezeggenschap.
In het verslag moeten ze onder andere aangeven hoe ze jeugdigen en hun ouders hebben betrokken bij hun kwaliteitsbeleid, hoe vaak en op welke manier kwaliteitsbeoordelingen zijn uitgevoerd, en welke maatregelen zijn genomen naar aanleiding van klachten en meldingen. Het verslag moet ook informatie bevatten over de klachtenregeling, de samenstelling en werkzaamheden van de klachtencommissie, en de aard en resultaten van de behandelde klachten.
Na de vaststelling van het verslag, moeten jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen dit verslag en andere relevante documenten openbaar maken. Dit moet binnen tien dagen na vaststelling gebeuren, maar uiterlijk voor 1 juni van het volgende jaar. Dit omvat ook de beleidsuitgangspunten, notulen van bestuursvergaderingen over algemeen beleid, en de klachtenregeling. De openbaarmaking moet op een door de instelling te bepalen manier plaatsvinden, waarbij jeugdigen en ouders op verzoek een afschrift kunnen krijgen.
Daarnaast moet het verslag voor 1 juni worden gestuurd naar de minister, de toezichthoudende ambtenaar, en relevante regionale belangenorganisaties voor jeugdigen, ouders, en pleegouders.
4. Pleegzorg: Procedure & Regels
Voor een pleegzorgaanbieder is het noodzakelijk om een pleegcontract te sluiten met een pleegouder die aan bepaalde voorwaarden voldoet. De pleegouder moet minimaal 21 jaar oud zijn, niet betrokken zijn bij de begeleiding van andere pleegouders, een voorbereidings- en selectietraject met succes hebben afgerond, en beschikken over een verklaring van geen bezwaar van de raad voor de kinderbescherming. Deze verklaring moet aantonen dat er geen bezwaren zijn tegen de plaatsing van een jeugdige in het gezin van de pleegouder. De verklaring is ook vereist voor alle volwassenen die in het huishouden wonen en moet vernieuwd worden bij een wisseling van pleegzorgaanbieder, bij de komst van nieuwe bewoners, of na een periode van twee jaar waarin de pleegouder geen pleegouder is geweest.
Voordat een pleegcontract wordt gesloten en een jeugdige wordt geplaatst, beoordeelt de pleegzorgaanbieder of het gezin van de pleegouder geschikt is, rekening houdend met de leeftijd en problemen van de jeugdige, de gezinsomstandigheden, en de verwachte duur van de plaatsing. Indien een jeugdige al door de pleegouder wordt verzorgd en opgevoed voordat het pleegcontract wordt gesloten, kunnen de genoemde voorwaarden binnen dertien weken na het sluiten van het contract alsnog worden nagekomen, mits de verzorging geen schadelijke effecten heeft op de jeugdige.
Het pleegcontract moet afspraken bevatten over de verzorging en opvoeding van de jeugdige en de begeleiding die de pleegouder van de pleegzorgaanbieder ontvangt. De begeleiding van een pleegoudervoogd omvat in principe één gesprek per jaar, tenzij de pleegoudervoogd meer begeleiding aanvraagt.
Pleegouders ontvangen een vergoeding voor de verzorging en opvoeding van de jeugdige, bestaande uit een basisbedrag dat kan worden aangevuld met toeslagen of verminderd met kortingen. Daarnaast worden bijzondere kosten vergoed die pleegouders maken voor de jeugdige. De regels voor deze vergoedingen worden door de minister vastgesteld.
De pleegzorgaanbieder moet de pleegouder, indien nodig voor de verzorging en opvoeding van de jeugdige, inlichtingen verschaffen over feiten en omstandigheden die belangrijk zijn, inclusief gegevens over de gezondheid van de jeugdige, zo mogelijk voorafgaand aan de plaatsing.
Wanneer een jeugdige 18 jaar wordt en de pleegzorg wil beëindigen, moet hij de pleegouders en de pleegzorgaanbieder informeren. Na ontvangst van deze informatie zegt de pleegzorgaanbieder het pleegcontract schriftelijk op.
5. Gesloten jeugdhulp bij ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen
5.1. Machtiging
De wetgeving rondom machtigingen voor jeugdhulp regelt de procedures voor het opnemen van jeugdigen in gesloten instellingen wanneer dit noodzakelijk is voor hun ontwikkeling. Deze wetgeving geldt voor minderjarigen en voor jeugdigen die achttien jaar zijn geworden maar nog onder een bestaande machtiging vallen. Minderjarigen vanaf twaalf jaar kunnen zelfstandig optreden in juridische zaken, mits zij in staat zijn hun belangen redelijk te waarderen.
Wanneer een jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die hun ontwikkeling belemmeren, kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen voor opname in een gesloten accommodatie. Deze machtiging kan alleen worden verleend als de opneming noodzakelijk is, er geen minder ingrijpende alternatieven zijn, en in sommige gevallen als de jeugdige onder toezicht staat of er instemming is van de wettelijke vertegenwoordiger.
Als een onmiddellijke beslissing nodig is, kan een spoedmachtiging worden aangevraagd. Dit is alleen mogelijk indien er sprake is van ernstige problemen en geen minder ingrijpende oplossingen beschikbaar zijn. De kinderrechter kan ook een voorwaardelijke machtiging verlenen, waarbij de jeugdige onder bepaalde voorwaarden in een gesloten accommodatie kan verblijven. Dit verzoek moet vergezeld gaan van een hulpverleningsplan dat voorwaarden en toezicht beschrijft.
Bij de uitvoering van een voorwaardelijke machtiging zorgt de jeugdhulpaanbieder ervoor dat de jeugdige een schriftelijk overzicht van zijn rechten ontvangt en kan de jeugdige in een gesloten accommodatie worden geplaatst als de voorwaarden niet worden nageleefd of de problemen niet buiten de accommodatie kunnen worden opgelost. De opneming mag niet langer duren dan zes maanden en moet binnen vier dagen aan de jeugdige worden meegedeeld, met een afschrift naar de betrokkenen.
De kinderrechter hoort alle betrokken partijen alvorens een machtiging te verlenen en kan ook een familiegroepsplan opstellen als de ouders hierom vragen of als dit in het belang van de jeugdige is.
De beschikking van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad en kan maximaal een jaar duren voor een reguliere machtiging, zes maanden voor een voorwaardelijke machtiging en vier weken voor een spoedmachtiging. Na afloop van deze termijn kan de machtiging vervallen of worden geschorst door de jeugdhulpaanbieder, afhankelijk van de noodzaak van de jeugdhulp. Er is een mogelijkheid tot hoger beroep tegen de beschikking van de kinderrechter.
Tot slot moet elke beslissing en wijziging in het hulpverleningsplan worden toegevoegd aan het dossier en wordt het college van de gemeente, de raad voor de kinderbescherming en andere relevante partijen op de hoogte gebracht van de besluiten en wijzigingen. Regels voor de aanvraag en instemming met verzoeken worden bij regeling van de Ministers vastgesteld.
5.2. Tenuitvoerlegging van de machtiging
Bij de tenuitvoerlegging van een machtiging voor jeugdhulp in een gesloten accommodatie zijn er verschillende stappen en vereisten die moeten worden nageleefd.
Wanneer een jeugdhulpaanbieder jeugdigen opneemt in een gesloten accommodatie op basis van een machtiging, moet deze aanbieder de naam, het adres en de rechtsvorm van de accommodatie doorgeven aan de betrokken ministers. Dit wordt geregistreerd in een openbaar register en gepubliceerd in de Staatscourant.
Een machtiging kan alleen worden uitgevoerd in een geregistreerde gesloten accommodatie. In bijzondere gevallen kan een rechter bepalen dat de machtiging wordt uitgevoerd in een justitiële jeugdinrichting, mits de jeugdige daarvoor toestemming geeft of, als de jeugdige jonger is dan zestien, toestemming van de gezagsdrager is verkregen. Deze uitvoering in een justitiële inrichting geldt enkel voor de duur die nodig is om een behandeling of opleiding af te ronden.
Tijdens het verblijf in een gesloten accommodatie moet de jeugdhulpaanbieder voldoen aan de wettelijke vereisten van de Leerplichtwet 1969 en moet er een jeugdhulpverantwoordelijke worden aangesteld. Deze verantwoordelijke zorgt ervoor dat de jeugdige op de hoogte wordt gesteld van de huisregels, klachtenregeling, vertrouwenspersoon en medezeggenschapsregeling. Er moeten ook huisregels worden opgesteld die de veiligheid en het pedagogische klimaat waarborgen, inclusief regels voor controle van bezoekers en voorwerpen.
De jeugdige moet dagelijks ten minste zes uur deelnemen aan onderwijs en andere activiteiten. De aanbieder moet ook zorgen voor een gekwalificeerde gedragswetenschapper en de mogelijkheid voor de jeugdige om een arts te raadplegen. De jeugdige krijgt een eigen kamer en kan op verzoek tijdelijk in een veilige ruimte verblijven. De kamer en voorzieningen moeten voldoen aan de gestelde normen.
Een jeugdige heeft het recht eigen kleding en schoeisel te dragen, mits dit geen veiligheidsrisico oplevert. Als een jeugdige een kind heeft, moeten er faciliteiten aanwezig zijn om het kind te verzorgen, zolang dit in lijn is met de veiligheid en het gezonde opgroeien van het kind en de jeugdige.
Binnen zes weken na opname moet een hulpverleningsplan worden opgesteld door de jeugdhulpverantwoordelijke, in overleg met de jeugdige, zijn ouders en eventueel andere relevante personen zoals een gedragswetenschapper of arts. Dit plan bevat de problematiek van de jeugdige, doelen, te verlenen jeugdhulp, eventuele vrijheidsbeperkingen en hoe rekening wordt gehouden met de wensen van de jeugdige. Het hulpverleningsplan moet regelmatig worden geëvalueerd, ten minste elke twee maanden, en eventuele vrijheidsbeperkingen of medische behandelingen moeten goedgekeurd worden door een gedragswetenschapper of arts.
Om de veiligheid te waarborgen of te voorkomen dat een jeugdige zich aan de machtiging onttrekt, kan bepaald worden dat het vervoer van en naar de gesloten accommodatie wordt verzorgd door een door de ministers aangewezen vervoerder, volgens specifieke regels die door de ministers kunnen worden vastgesteld.
5.3. Toepassing vrijheidsbeperkende maatregelen
Als een jeugdige in een gesloten accommodatie verblijft op basis van een machtiging, kunnen er vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast om de veiligheid te waarborgen, gevaar voor de gezondheid te vermijden of de doelen in het hulpverleningsplan te bereiken. Deze maatregelen mogen alleen worden ingezet als er geen minder ingrijpende alternatieven beschikbaar zijn, de maatregel proportioneel is en effectief verwacht wordt. Een maatregel moet opgenomen zijn in het hulpverleningsplan, behalve in noodsituaties, waarin tijdelijke maatregelen kunnen worden toegepast.
De jeugdhulpaanbieder moet een beleidsplan hebben dat gericht is op het minimaliseren van vrijheidsbeperkende maatregelen en het zoeken naar vrijwillige alternatieven. Voordat een maatregel wordt toegepast, moet de jeugdhulpverantwoordelijke de jeugdige informeren, de beslissing schriftelijk motiveren en een afschrift aan de jeugdige geven, inclusief informatie over klachten en bijstand. De maatregel moet zo snel mogelijk worden afgebouwd en indien nodig kan een onafhankelijke deskundige worden geraadpleegd voor advies over de voortzetting van de maatregel.
Vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen onder andere toezicht, beperking van bewegingsvrijheid, deelname aan programma’s of behandelingen, en beperking van contact met de buitenwereld omvatten. Specifieke maatregelen kunnen zijn: vastpakken, beperking van deelname aan activiteiten, tijdelijke isolatie of controle op bezittingen en communicatie. Deze maatregelen moeten zorgvuldig worden toegepast en gemeld aan de betrokkenen en kunnen niet langer duren dan strikt noodzakelijk.
Bij vervoer of aanwezigheid in een gerechtsgebouw kunnen vergelijkbare maatregelen worden toegepast, zoals vastpakken, kledingcontrole of tijdelijke isolatie. In alle gevallen moet de maatregel noodzakelijk zijn voor veiligheid en in overeenstemming met het hulpverleningsplan of bijzondere omstandigheden.
5.4. Verlof
Naast de mogelijkheden die het hulpverleningsplan biedt om tijdelijk de gesloten accommodatie te verlaten, kan de jeugdhulpverantwoordelijke ook extra verlof verlenen als dit verantwoord lijkt. Dit verlof kan onder voorwaarden worden verleend die betrekking hebben op de jeugdhulp en het gedrag van de jeugdige.
Verlof wordt alleen toegekend als de jeugdige redelijkerwijs verwacht wordt zich aan deze voorwaarden te houden. Als de jeugdhulpverantwoordelijke geen gekwalificeerde gedragswetenschapper is, moet deze deskundige instemmen met het verlof.
Als blijkt dat het verlof niet meer verantwoord is door de problemen van de jeugdige, kan de jeugdhulpverantwoordelijke het verlof intrekken. Dit kan ook gebeuren als de jeugdige zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt.
5.5. Klachtrecht en schadevergoeding bij vrijheidsbeperkende maatregelen
Een jeugdige of degene die het gezag over hem heeft, kan binnen een redelijke termijn een schriftelijke klacht indienen bij de klachtencommissie over beslissingen die betrekking hebben op vrijheidsbeperkende maatregelen, verwerping van verzorging, of verlofbeslissingen. De klachtencommissie beslist binnen vier weken na ontvangst van de klacht en kan de beslissing geheel of gedeeltelijk vernietigen, nieuwe besluiten laten nemen of schadevergoeding toekennen.
Tijdens de behandeling van een klacht kan een beroepscommissie op verzoek de beslissing schorsen. De klager kan zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon of een tolk indien nodig. Na de uitspraak van de klachtencommissie kan beroep worden ingesteld bij een beroepscommissie, die binnen zes weken een uitspraak doet en de eerdere beslissing kan bevestigen, vernietigen of aanpassen.
Indien een beroepschrift wordt ingediend, blijft de oorspronkelijke beslissing van de klachtencommissie in principe van kracht, behalve als het beroep om schadevergoeding gaat. De beroepscommissie kan de tenuitvoerlegging van de beslissing tijdelijk schorsen. Na het beroep kan de beroepscommissie de beslissing van de klachtencommissie bevestigen, aanpassen of vernietigen en zal een schadevergoeding vaststellen indien dit van toepassing is. Alle betrokkenen zijn verplicht vertrouwelijke gegevens te beschermen, tenzij wettelijk anders voorgeschreven.
6. Vertrouwenspersoon
In een gesloten accommodatie kan een jeugdige, zijn ouders of pleegouders altijd een beroep doen op een vertrouwenspersoon, zonder toestemming van anderen nodig te hebben om met deze persoon te spreken. De vertrouwenspersoon is op vaste tijden aanwezig voor persoonlijk contact met de jeugdige en heeft voor zijn taak vrije toegang tot de jeugdige.
Deze vertrouwenspersoon moet van alle betrokkenen bij de jeugdhulp in de gesloten accommodatie de nodige medewerking krijgen. Ook heeft hij de taak om tekortkomingen in de jeugdhulp te signaleren en te melden aan de toezichthoudende ambtenaren, vooral als deze tekortkomingen de rechten van de jeugdige in gevaar brengen.
7. Gegevensverwerking bij gesloten jeugdhulp
In een gesloten jeugdhulpsetting worden beslissingen over vrijheidsbeperkende maatregelen en hun schriftelijke motivering zo snel mogelijk in het dossier van de jeugdige vastgelegd. Ook worden gegevens over deze maatregelen regelmatig bijgewerkt en gerapporteerd aan de betrokken gecertificeerde instellingen en, indien van toepassing, aan de ouders of pleegouders.
De jeugdhulpaanbieder moet de betrokkenen informeren over de toepassing van bepaalde maatregelen en voorafgaand aan evaluaties relevante afschriften verstrekken. Voor jeugdigen van zestien jaar en ouder is de instemming van de jeugdige vereist voor het verstrekken van informatie aan ouders, pleegouders, of gecertificeerde instellingen, tenzij het gaat om informatie die noodzakelijk is voor een kinderbeschermingsmaatregel.
De jeugdhulpaanbieder zorgt ervoor dat gegevens over de jeugdige, zoals beslissingen over vrijheidsbeperkingen en verlof, digitaal beschikbaar zijn en minstens elke zes maanden aan toezichthoudende ambtenaren worden verstrekt. Daarnaast wordt jaarlijks een analyse van de vrijheidsbeperkende maatregelen verstrekt aan de toezichthouders, conform vastgestelde regels.
7.1. Doel en functie van de verwijsindex
In het kader van jeugdhulp wordt een landelijk elektronisch systeem, de verwijsindex, gebruikt om vroegtijdig risico's voor jeugdigen te signaleren en onderlinge afstemming tussen hulpverleners te verbeteren. De verwijsindex verzamelt en verwerkt persoonsgegevens van jeugdigen om te voorkomen dat ze in probleemsituaties terechtkomen die hun ontwikkeling bedreigen.
7.2. Verantwoordelijkheid & Beheer
De inrichting en het beheer van de verwijsindex zijn de verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Dit ministerie zorgt ook voor de beveiliging van de gegevens en de naleving van de regels voor gegevensverwerking. In de verwijsindex worden meldingen gekoppeld aan het burgerservicenummer van de jeugdige om te waarborgen dat deze melding correct is.
7.3. Meldingsbevoegden & Meldingen
Meldingsbevoegden, die functionarissen zijn in specifieke domeinen zoals jeugdhulp, onderwijs of gezondheidszorg, kunnen jeugdigen zonder hun toestemming melden als er een redelijk vermoeden is van risico’s zoals geweld, verwaarlozing, ernstige psychische problemen, of andere ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. Deze meldingen worden geregistreerd met minimale gegevens en kunnen later worden verwijderd als het risico verdwijnt of na een bepaalde periode.
7.4. Rechten van Jeugdigen & Verantwoordelijkheden
Voor jeugdigen jonger dan twaalf jaar worden mededelingen en verzoeken over hun gegevens afgehandeld door hun wettelijk vertegenwoordiger. Bij jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar worden deze zaken zowel aan de jeugdige als hun vertegenwoordiger voorgelegd. De meldingsbevoegde is verantwoordelijk voor het adviseren van het college over verzoeken en bezwaren met betrekking tot de gegevensverwerking.
7.5. Historisch meldingenarchief
De verwijsindex bevat ook een historisch meldingenarchief, dat gegevens bewaart over verwijderde meldingen om toekomstige hulpverlening te ondersteunen. Gegevens uit dit archief kunnen worden geraadpleegd bij het melden van een jeugdige aan de verwijsindex, maar worden na vijf jaar verwijderd of bij het bereiken van de leeftijd van drieëntwintig jaar van de jeugdige.
7.6. Burgerservicenummer
7.6.1. Gebruik en vaststelling van het burgerservicenummer
Bij de uitvoering van jeugdhulp en verwante taken, zoals door gecertificeerde instellingen, jeugdhulpaanbieders, en de raad voor de kinderbescherming, wordt het burgerservicenummer van een jeugdige gebruikt om te garanderen dat persoonsgegevens correct worden gekoppeld aan de juiste persoon. Dit nummer wordt vastgesteld bij het eerste contact met de jeugdige door de betrokken instanties. Als het burgerservicenummer niet beschikbaar is, worden alternatieve persoonsgegevens zoals naam, geboortedatum, en adres genoteerd en gebruikt voor administratieve doeleinden.
7.6.2. Raadpleging & Registratie
Voor het vaststellen van het burgerservicenummer worden relevante registraties geraadpleegd, zoals het nummerregister. In sommige gevallen kan deze raadpleging worden overgeslagen als het nummer al door een andere wettelijke instantie is vastgesteld of als het uit de basisregistratie personen is verkregen.
7.6.3. Beveiliging & Uitzonderingen
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelt regels op voor de beveiliging van gegevensverwerking. In spoedeisende gevallen mogen de verplichtingen betreffende het burgerservicenummer tijdelijk worden aangepast. Deze uitzonderingen zijn vrijgesteld van bepaalde beveiligingseisen.
7.6.4. Autorisatielijst & Beheer
Er is een autorisatielijst beheerd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of een door hem aangewezen instelling, waarin jeugdhulpaanbieders worden opgenomen die gebruik kunnen maken van het nummerregister. Regels worden opgesteld voor het opnemen, wijzigen en verwijderen van gegevens uit deze lijst, evenals voor het beheer en de beveiliging ervan. Jeugdhulpaanbieders kunnen, tegen vergoeding, toegang krijgen tot het nummerregister via deze autorisatielijst.
7.6.5. Verstrekking van burgerservicenummer
In het kader van strafrechtelijke beslissingen kan de Minister van Veiligheid en Justitie een door het college aangewezen ambtenaar voorzien van het burgerservicenummer van een jeugdige die jeugdhulp of jeugdreclassering nodig heeft. Dit gebeurt onder strikte voorwaarden en verantwoordelijkheden.
7.7. Toestemming, Dossier & Privacy
7.7.1. Informatie & Toestemming
Bij het verlenen van jeugdhulp moet de jeugdhulpverlener de betrokkene op een heldere en begrijpelijke manier informeren over het voorgenomen onderzoek en de voorgestelde jeugdhulp. Dit geldt ook voor jongeren jonger dan twaalf jaar, met aanpassing aan hun begrip. Voor het verlenen van jeugdhulp is de toestemming van de betrokkene vereist, tenzij het gaat om gesloten jeugdhulp, een kinderbeschermingsmaatregel, of jeugdreclassering. Voor jongeren tussen de twaalf en zestien jaar is ook de toestemming van de ouders of voogd nodig, tenzij de jeugdhulp dringend is en de betrokkene wil doorgaan. Jongeren vanaf zestien jaar kunnen zelf toestemming geven en zijn aansprakelijk voor de gevolgen hiervan.
7.7.2. Dossier & Bewaartermijn
De jeugdhulpverlener moet op verzoek schriftelijk vastleggen voor welke ingrijpende verrichtingen toestemming is gegeven. Het dossier moet zorgvuldig worden ingericht, met gegevens over problemen en verrichtingen, en moet twintig jaar worden bewaard. Gegevens kunnen alleen op verzoek van de betrokkene worden vernietigd, tenzij er een wettelijk belang is om deze te bewaren.
7.7.3. Inzage en verstrekking van gegevens
Inzage in het dossier wordt verstrekt aan de betrokkene of diens vertegenwoordiger, met waarborgen voor de bescherming van persoonlijke informatie. Na overlijden kan inzage worden verleend aan degenen voor wie de betrokkene bij leven toestemming heeft gegeven of aan anderen met een zwaarwegend belang. Als er vermoedens van een medische fout zijn, kan een onafhankelijke arts worden ingeschakeld om te beoordelen of inzage gerechtvaardigd is.
7.7.4. Waarneming en beëindiging van jeugdhulp
Bij de verlening van jeugdhulp moeten de verrichtingen in principe buiten de waarneming van anderen plaatsvinden, tenzij de betrokkene instemt met observatie. De jeugdhulpverlener kan besluiten de hulp te beëindigen om gewichtige redenen.
7.7.5. Verplichtingen & Spoedeisende situaties
Verplichtingen ten aanzien van de jeugdhulpverlener gelden ook voor ouders, voogden of andere vertegenwoordigers, afhankelijk van de leeftijd en toestand van de betrokkene. In spoedeisende gevallen kan zonder toestemming worden gehandeld als dit nodig is om ernstig nadeel voor de betrokkene te voorkomen. Beslissingen met betrekking tot privacy en gegevensverwerking moeten voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming.
7.6. Gegevensverwerking & Uitvoering van wet en beleid
7.6.1. Verwerking van persoonsgegevens door het college
Het college of een door het college aangewezen persoon verwerkt persoonsgegevens van jeugdigen en hun ouders, zoals burgerservicenummers en bijzondere persoonsgegevens. Dit gebeurt voor verschillende doeleinden:
7.6.2. Verplichting tot verstrekking van gegevens
Jeugdhulpaanbieders, preventieaanbieders, gecertificeerde instellingen en de raad voor de kinderbescherming zijn verplicht om kosteloos persoonsgegevens te verstrekken aan het college of diens aangewezen persoon. Deze verplichting geldt zowel voor structurele als incidentele verstrekking.
7.6.3. Verwerking door ministers
Ministers verwerken gegevens om een samenhangend jeugdbeleid te waarborgen en hun stelselverantwoordelijkheid te vervullen. Het college draagt bij aan deze verwerking door gegevens te leveren voor gemeentelijk beleid en beleidsvorming.
7.6.4. Kosteloze gegevensverstrekking
Het college en de ministers verstrekken kosteloos gegevens aan elkaar voor de genoemde beleidsdoelen. Deze verstrekking kan zowel regelmatig als incidenteel plaatsvinden.
7.6.5. Inhoud en verwerking van gegevens
De gegevens die worden verwerkt kunnen bijzondere categorieën en strafrechtelijke persoonsgegevens omvatten. Ze moeten bijdragen aan een doelmatig functioneren van jeugdhulp en preventie, de aanbieders van deze hulp, en de naleving van stelselverantwoordelijkheid.
7.6.6. Regels & Maatregelen
Regels voor de inhoud, verwerking en verstrekking van gegevens worden vastgesteld door algemene maatregel van bestuur. Deze regels bepalen hoe gegevens moeten worden verstrekt en verwerkt, en de bijbehorende termijnen. Ontwerpen voor dergelijke maatregelen worden vooraf bekendgemaakt en kunnen door betrokkenen worden becommentarieerd voordat ze worden goedgekeurd.
8. Financiën & Verantwoording
8.1. Persoonsgebonden budget
Indien de jeugdige of zijn ouders dat wensen, kan het college een persoonsgebonden budget verstrekken. Dit budget stelt hen in staat om jeugdhulp van derden te betrekken. Het college verstrekt dit budget als de jeugdige of zijn ouders naar eigen oordeel in staat zijn om het budget verantwoord te gebruiken, als ze de aangeboden hulp niet passend vinden, en als de kwaliteit van de jeugdhulp gegarandeerd is. Het college kan het budget weigeren als de kosten hoger zijn dan de voorziening of als eerder bepaalde voorwaarden niet zijn nageleefd.
8.2. Mededelingen & Verplichtingen
Jeugdige en ouders moeten het college op de hoogte stellen van feiten die de beslissing over het persoonsgebonden budget kunnen beïnvloeden. Als het college deze feiten zelf kan vaststellen, geldt deze verplichting niet. Ze moeten ook meewerken aan de uitvoering van de wet zoals vereist door het college.
8.3. Herziening & Intrekking
Het college kan besluiten om een persoonsgebonden budget te herzien of in te trekken als blijkt dat onjuiste gegevens zijn verstrekt, de voorziening niet langer toereikend is, of het budget voor andere doeleinden wordt gebruikt dan bedoeld. Indien nodig kan het college het ten onrechte genoten budget terugvorderen.
8.4. Voorziening in natura & Budgetbeheer
Als een voorziening in natura wordt verstrekt, heeft de ontvanger geen verplichtingen als werkgever. Voor een persoonsgebonden budget worden betalingen door het college geregeld. Het college moet de jeugdige en ouders vooraf volledig informeren over de gevolgen van hun keuze voor een budget in plaats van een voorziening in natura.
8.5. Sociale Verzekeringsbank & Verantwoordelijkheid
De Sociale Verzekeringsbank beheert de betalingen en het budgetbeheer voor de verstrekte budgetten namens de colleges. Regels over de uitvoering van deze taken worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Ook worden regels opgesteld over de overeenkomsten die moeten worden gesloten voor het ontvangen van jeugdhulp door middel van een persoonsgebonden budget.
8.6. Betaal-, onderzoeks- en informatieplicht
Colleges moeten jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen informeren over welke instantie financieel verantwoordelijk is voor de geleverde jeugdhulp. Indien een college van mening is niet verantwoordelijk te zijn, moet dit worden besproken met de verantwoordelijke instantie, en vindt verrekening plaats indien nodig. Nadere regels over deze verplichtingen worden door ministers vastgesteld.
8.7. Financiële verantwoording
Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen moeten hun financiële documenten zoals begrotingen en jaarrekeningen volgens vastgestelde regels openbaar maken. Ook moeten zij gegevens over de exploitatie verstrekken aan de ministers of een aangewezen bestuursorgaan.
8.8. Verwerking van persoonsgegevens
De Sociale Verzekeringsbank verwerkt persoonsgegevens van jeugdigen en hun ouders die nodig zijn voor betalingen en budgetbeheer. Deze gegevens moeten rechtmatig en noodzakelijk zijn voor de taakuitvoering. De bank is de verantwoordelijke voor de verwerking van deze gegevens en moet voldoen aan de relevante wet- en regelgeving.
9. Toezicht & Handhaving
9.1. Taken van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft de verantwoordelijkheid om de kwaliteit van verschillende betrokken partijen te onderzoeken. Dit omvat jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen, Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en justitiële jeugdinrichtingen. Het doel is om de kwaliteit te waarborgen en te verbeteren. Voor strafrechtelijke beslissingen is een andere inspectie verantwoordelijk.
9.2. Publicatie & Rapportage
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd moet rekening houden met de behoeften van gemeenten en publiceert jaarlijks een verslag van haar werkzaamheden, inclusief aanbevelingen voor verbetering. De inspecties moeten hun bevindingen rapporteren en voorstellen doen, volgens de regels van de Algemene wet bestuursrecht.
9.3. Toezicht & Handhaving
Specifieke ambtenaren, aangewezen door de ministers, zijn belast met het toezicht op de naleving van de wet. Deze ambtenaren hebben het recht om zonder toestemming woningen van jeugdhulpaanbieders te betreden en inzage te krijgen in dossiers, mits noodzakelijk voor hun taak. Bij niet-naleving kan een minister een schriftelijke aanwijzing geven met maatregelen en een termijn voor naleving. In dringende gevallen kunnen ambtenaren een tijdelijk bevel geven.
9.4. Bestuurlijke sancties
Onze ministers hebben de bevoegdheid om bestuursdwang of dwangsommen op te leggen bij niet-naleving van wettelijke regels of aanwijzingen. Bestuurlijke boetes kunnen ook worden opgelegd voor overtredingen, afhankelijk van de ernst van de overtreding. De boetes variëren in hoogte, afhankelijk van de aard van de overtreding.
9.5. Openbaarmaking van informatie
De inspecties kunnen informatie openbaar maken om naleving te bevorderen en transparantie te waarborgen. Hierbij worden persoons- en vertrouwelijke gegevens beschermd. Voor bepaalde besluiten geldt een periode van twee weken waarin de betrokkene hun reactie kan geven voordat openbaarmaking plaatsvindt.
9.6. Beleidsregels & Herinspecties
Beleidsregels worden vastgesteld over herinspecties na negatieve uitkomsten van controles. De introductie van deze regels wordt pas na vier weken na overleg met de Staten-Generaal voorgesteld.